'Vandaag wil ik mijn sjtiefelkapfje op.' Ik hou mijn gezicht in de plooi, want ik ken die blik. 'En waar moet ik het stiefelkapje zoeken?' Langzaam komt het tongetje naar buiten en worden de ogen groter. 'Sjtiefelkapfje!' En het werd pas rustig toen we het gevonden hadden.